Affiche Centraal Genootschap Kinder-Herstellings- en vacantiekolonies

 

De leefsituatie van kinderen uit de grootstedelijke volksklasse was eind negentiende eeuw weinig rooskleurig. Veel gezinnen leefden dicht opeengepakt in krappe, onhygiënische woningen waar weinig frisse lucht en zonlicht binnenkwamen. Bovendien kende de arbeidersklasse een karig en eenzijdig voedselpakket met weinig eiwitten en nauwelijks vitaminen. De fysieke weerstand van schoolkinderen was daardoor laag en de kans op ziekten als tuberculose groot. Ter bevordering van hun gezondheid zonden filantropische verenigingen, zoals elders in Europa, lichamelijk zwakke kinderen voor enige tijd naar zee of naar een bosrijke omgeving. Vooral onderwijzer(e)s(sen) aan volksscholen maakten zich hier sterk voor.

De eerste kinderuitzendingen vonden plaats in 1883. In dat jaar bezorgde Arnold Kerdijk, secretaris van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, een twintigtal Amsterdamse kinderen een onvergetelijke vakantie in de bossen van Austerlitz. Al snel telde elke grote stad één of meerdere uitzendverenigingen die arme, bleke en magere kinderen voor een paar weken naar een koloniehuis stuurden. Veel van deze huizen stonden aan de kust, zoals Zwartendijk en het katholieke koloniehuis St. Antonius, beide in Egmond aan Zee. Andere huizen stonden in de bossen, zoals Sonsbeek in Arnhem en het Boschhuis te Nunspeet.

Om plaatselijke initiatieven te verenigen, ontstond in 1901 het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies. In de beginjaren vond uitzending naar gezondheidskolonies alleen plaats tijdens de zomervakantie – vandaar de volkse naam ‘vakantiekolonie’ – maar na 1920 gebeurde dat het gehele jaar door. Artsen en verpleegsters namen de plaats in van vrijwilligers. Op medisch gezag werd de standaard uitzendperiode verlengd van drie of vier weken naar vijf, later zes weken.

Aanvankelijk waren uitzendverenigingen volledig afhankelijk van particulier geld. Na de Eerste Wereldoorlog besloot de rijksoverheid echter structureel bij te springen. Hierdoor groeide de kinderuitzending uit tot een van de belangrijkste sociaal-geneeskundige voorzieningen voor schoolkinderen, waaraan in bijna honderd jaar tijd naar schatting zo’n 800.000 kinderen hebben deelgenomen.

De vakantie- en gezondheidskolonies waren bedoeld voor ‘bleekneusjes’, die zonder werkelijk ziek te zijn in een slechte gezondheidstoestand verkeerden. Lichamelijke zwakte, vaak een gevolg van ondervoeding, gold als belangrijk selectiecriterium. Naast frisse lucht nam goed, veel en gezond eten een belangrijke plaats in binnen de kinderuitzending. Kinderen moesten eten wat zij kregen voorgezet: alles moest op! Goed eten en aankomen, dat was belangrijk voor die vele kleine, magere en lichamelijk zwakke kinderen. De drie maaltijden en tussentijds melk drinken namen daarom een centrale plaats in het kolonieleven in. Stevige, voedzame kost kregen de kinderen te verstouwen: boterhammen, aardappels, bonen en erwten, liters melk en rijst- of gortepap toe. Maaltijden van het Centraal Genootschap bevatten in 1953 zo’n 2550 calorieën per dag. Alles moest op. Legio zijn de verhalen van kinderen die de warme maaltijd of de lauwe lammetjespap niet ‘bliefden’, maar deze figuurlijk en soms zelfs letterlijk door de strot kregen geduwd.
Gewichtstoename kenmerkte het succes van de uitzending. Wie onvoldoende aankwam, mocht niet naar huis. Trots publiceerden verenigingen hun resultaten. Volgens het jaarverslag van het Centraal Genootschap over 1950 waren de 7071 door haar uitgezonden kinderen samen 18.405,4 kilo aangekomen, een record dat vier jaar later met maar liefst 1500 kilo zou worden overtroffen.

Hoewel de nadruk bij de uitzending lag op het bevorderen van de lichamelijke gezondheid, diende zij ook een pedagogisch doel. Het verblijf in een koloniehuis bood namelijk een uitgelezen mogelijkheid om volkskinderen op te voeden. Uitzendende verenigingen hoopten dat de kinderen het aangeleerde hygiënische gedrag na terugkomst thuis zouden introduceren. De medische kinderuitzending had dus ook een beschavingsmissie.

In de jaren vijftig van de twintigste eeuw verbeterden de levensomstandigheden waarin kinderen opgroeiden sterk. Het aantal lichamelijk zwakke kinderen nam snel af. In plaats daarvan zonden verenigingen steeds meer kinderen uit op de indicatie ‘nervositas’ ofwel zenuwzwakte. Tot deze ‘zenuwpeesjes’ rekende men nerveuze kinderen, maar ook slechte eters en kinderen met problemen thuis. In de welvarende jaren zestig liepen de inkomsten uit collectes terug, want velen twijfelden nu aan het nut van dit werk. ‘Zenuwzwakte’ was wel een erg ruim label om kinderen voor zes weken uit het gezin en uit de klas weg te nemen. Voor die kinderen waren andere oplossingen denkbaar, zeiden critici. Rond 1970 stopte daarom de overheidssubsidie. Koloniehuizen kregen een andere bestemming of werden afgebroken. Dit betekende na bijna honderd jaar het definitieve einde van de vakantiekolonies.

Sinds een aantal jaren worden op kleine schaal zomerkampen voor een nieuwe groep zorgenkinderen georganiseerd: kinderen met obesitas. Eén op de zes kinderen in Nederland is te zwaar. Volgens hulpverleners heeft dit alles te maken met verkeerde voeding, te weinig beweging en het verkeerde voorbeeld van de ouders. Net als in de oude gezondheidskolonies ligt daarom ook in de zomerkampen voor dikke kinderen de nadruk op gezonde voeding, voldoende beweging en gedragsverandering.

Publicatiedatum: 15-03-2012
Datum laatste wijziging :20-04-2012
Auteur: Fedor de Beer
 

 

De geschiedenis vanaf 1933

 De dames G.A. Kramer en M.A. Kramer-Moll van Charante lieten in 1933 aan de Oranje Nassaulaan 71, hoek Jagersingel, aan de rand van het Zeisterbos het Jeugdherstellingsoord Zonneschijn bouwen.

 

Klik op de plaatjes voor een grotere versie.

Ter nagedachtenis aan ‘Zonneschijn’, door Bieling

 09/04/2013

Enkele maanden geleden bood mevrouw Anne Marie Spaargaren mij een mij onbekend schilderij te koop aan. Mevrouw bleek door slimheid en volhouden mijn adres te hebben gevonden. Het betrof het schilderij van de destijds niet onbekende schilder Herman Bieling. Dat schilderij markeert een voor mij biografisch belangrijk ijkpunt. Bieling heeft het kindertehuis afgebeeld waar mijn tante adjunct-directrice was en in de oorlog joodse kinderen en joodse (dienst)meisjes met valse paspoorten verborg. De bode met de gestolen bonnen is echter gesnapt, met zijn lijst van adressen van de onderduikers. Mijn tante is daarop met die joodse kinderen en meisjes afgevoerd. Die zijn nooit meer teruggekomen. Het schilderij was in goede staat, de prijs in mijn ogen reëel en de onderhandeling daarover even kort als plezierig. Het siert nu mijn studeerkamer en behoudt voor mij ook het even onverwachte als aangename onderhoud met mevrouw Spaargaren.

Dr Anton Moll van Charante, Zeist

 

Ansichtkaart jaren 30 overgenomen uit "Schaduw over Zonneschijn"


"Schaduw over Zonneschijn"  van Jim Terlingen.

Kindertehuis Zonneschijn (1933-1952) wordt door twee Rotterdamse vrouwen gesticht als herstellingsoord voor zieke kinderen aan de Oranje Nassaulaan in Zeist. De schone lucht in Zeist is "goed voor kinderen met astma, bronchitis en nerveuze klachten", staat in een brochure uit die tijd.
Het tehuis 'slaat aan'. Veel welgestelde ouders brengen hun kinderen naar Zonneschijn. In 1939 komt ook de zesjarige Ramses Shaffy in het tehuis, een onderbelichte periode uit zijn leven.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog laten de directrices er op verzoek van het verzet tegen betaling ook joodse kinderen onderduiken. Twee hartverscheurende verhalen waarin deze kinderen een hoofdrol spelen, staan centraal in dit boekje.
De auteur heeft met behulp van informatie uit archieven, boeken en getuigenissen van ex-Zonneschijnbewoners een nauwkeurige reconstructie gemaakt van deze geschiedenissen.


Over het boekje:

Centraal staan twee oorlogsgeschiedenissen, die nauwkeurig zijn gereconstrueerd. Tevens wordt een algemeen beeld geschetst van dit tehuis in Zeist. In het boekje wordt onder meer een heel triest oorlogsverhaal onthuld: hoe een joods meisje dat ondergedoken zat in Zonneschijn is gestorven. Dit gebeurde niet door toedoen van de bezetter, maar door mishandeling in het tehuis. Tot nu werd er vanuit gegaan dat de bezetter verantwoordelijk was voor haar dood. Daarom staat haar naam vermeld op het oorlogsmonument "Niet weer, nooit meer" weggehaald en vermoord. 1940-1945' in Zeist en in het standaardwerk 'In Memoriam', waarin alle namen van gedeporteerde Nederlandse kinderen staan. Een ander opmerkelijk feit is dat de auteur heeft achterhaald wie 'juffrouw Annie' was, een in Zonneschijn ondergedoken joodse vrouw die in 1944 bij een razzia uit het tehuis is gehaald. Tot nu toe was dit een onopgeloste kwestie.

ISBN: 9789402147155
 

 

Het kindertehuis Zonneschijn werd in 1950 gekocht door de Vereniging voor Katholieke Kinderuitzending in het Bisdom Haarlem. De vereniging wilde haar activiteiten in het naoorlogse Nederland uitbreiden met een kleuterhuis. Met de opbrengst van een landelijke loterij in 1951 en een geldlening werd het inwendig verbouwd en verfraaid. Op 6 mei 1952 werd het huis in gebruik genomen. De officiële opening vond plaats op 26 mei. Op de voorgevel stond met grote letters de naam: Prinses Marijke Kleuterhuis. Het was genoemd naar de jongste dochter van Koningin Juliana. Met medewerking van kleuterscholen werd een tweede landelijke loterij gehouden in 1954. Met de opbrengst werd het huis na enkele jaren uitgebreid en vergroot.

Uitslag van de loterij in het Utrechtsch Nieuwsblad-30 november 1954.

 

Het kleuterhuis was bestemd voor kinderen van 1 tot 6 jaar. In het tehuis konden ongeveer 50 kinderen worden verpleegd. Zij werden er voor een periode van 6 weken opgenomen. In die tijd konden zij door goede verzorging en de gezonde boslucht weer op krachten komen. In de eerste tien jaar werden er circa 4.000 bleekneusjes verpleegd.

De visie op de kinderuitzending veranderde in de zestiger jaren. De indicatie verschoof van ondervoeding naar sociale en psychische redenen. De kinderen verbleven gedurende een periode van 6 tot 12 weken in het tehuis om ‘op adem te komen’. Vanaf 1965 was individuele opname gewenst in plaats van groepsopname.

 

Overgenomen uit mijn stageverslag 1971-1972:

De ligging

Het kleuterhuis lag in een mooie bosrijke omgeving, een gezonde boslucht dus voor de kinderen. Er werd als het maar even kon elke dag gewandeld. In de bossen waren eendjes, hertjes, steenbokken en er was zelfs een speeltuin met schommels, een glijbaan en allerlei klimpaaltjes.

 

Welke kinderen kwamen hier?

Het kleuterhuis was bestemd voor kinderen van 1 tot 6 jaar. Ze waren minimaal 6 weken bij ons, maximaal 3 maanden of bij uitzondering langer. Ze kwamen op grond van medische en of sociale indicatie, zoals:

-Gedragsstoornissen

-Driftbuien

-Slecht luisteren

-Slecht eten

-Bedplassen

-Thuis verwaarloosd

 

Hoeveel kinderen waren er?

Het aantal kinderen wisselde steeds maar er konden 40 kinderen zijn.

 

Hoe waren de groepen ingedeeld?

De groepen waren horizontaal ingedeeld, er waren 5 groepen van elk maximaal 7 kinderen.

Elke groep had een naam:

De Hummeltjes

De Smurfjes

De Trollen

De Rakkertjes

De Dwergjes

De Zwervertjes

 

Elke groep bestond uit 3 of 4 leidsters, waarvan 1 of 2 gediplomeerd, de rest waren stagiaires.

 

Waaruit bestond de leiding?

De leiding bestond uit 5 personen, namelijk:

Directrice: Zr. Wildeman

Adjunct directrice: Zr. Peperkamp

Dokter: Dr. Gelmers

Psycholoog: Mevrouw van Kampen

Kleuterleidster: Juffrouw Wondergem

 

De taak van de arts was als er een nieuw kind kwam het kind te onderzoeken en te kijken of er afwijkingen waren. Hij schreef zo nodig medicijnen voor. Ook kwam hij in huis als een kind ziek was. Hij was altijd aanwezig op de kinderbespreking die om de 2 weken was. Op de kinderbespreking werden kinderen besproken die nieuw waren en kinderen die weggingen. Ook werden op de besprekingen eventuele verlengingen van uitzendingen voor diverse kinderen besproken. En hij hield af en toe een praatje voor ons over bijvoorbeeld epilepsie. kinderziektes, middenoorontsteking e.d.

 

De taak van de pedagoge was als er een nieuw kind kwam het kind psychologisch te testen. Ook was zij iedere keer aanwezig bij de kinderbespreking. Zij hield ook regelmatig een praatje over bijvoorbeeld jokken, het spel van het kind e.d.

 

 

Doordat het kleuterhuis geen AWBZ-status kreeg kwam het in financiële problemen. Op 31 december 1976 sloot het Kinderhuis Prinses Marijke haar deuren. 

Na 1977 doet het pand nog dienst als militair tehuis. Het Coornherthuis  werd gesloopt in 2002. 

Op het vroegere terrein van Kleuterhuis Prinses Marijke staan nu 6 kapitale villa's.                                                                                         Januari 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb